FAQ

BHV

Het is de taak van de BHV om te evacueren, maar hoe je dat doet, staat niet in de Arbowet. Want, zo is het argument; elke situatie is anders. Wij leren BHV’ers dat ze een ontruimplan moeten maken, waarin staat waar de verzamelplaats is, met zo mogelijk een alternatief. Dit moet natuurlijk een veilige plek zijn. Daarnaast is het handig om een locatie te hebben waar je de leerlingen voor langere tijd kunt opvangen. Je kunt daarbij o.a. denken aan, sporthal, kerk of een school in de buurt. En omdat het een school is, moet er ook een verplichte aansluiting op het openbaar brandmeldsysteem zijn.  Bij zo’n verplichte aansluiting hoort een ontruimplan en een verplichte jaarlijkse ontruimoefening.

De risico-inventarisatie en -evaluatie is verplicht voor alle grote en kleine bedrijven, met uitzondering van zzp’ers. In artikel 5 van de Arbowet staat dat de werkgever hierin schriftelijk vastlegt welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich meebrengt.

Strikt genomen hoeven bij een RI&E risico’s alleen te worden geïnventariseerd en geëvalueerd. Het beschrijven van de oorzaken van risico’s is dus niet verplicht. Het is daarom afhankelijk van de ambities van degene die de RI&E uitvoert of laat uitvoeren of deze informatie wel of niet opgenomen wordt.

De vraag waar de risico’s vandaan komen en hoe ze ontstaan blijft vaak buiten beeld. Maar wie structureel iets wil veranderen, zal ook toch oog moeten hebben voor de directe en de onderliggende oorzaken van de geconstateerde risico’s. Hoe kan iemand die niet weet hoe risico’s ontstaan, goede maatregelen bedenken om ze te bestrijden? Vandaar dat soms advies van een (arbo)deskundige of meer uitgebreid onderzoek nodig is.

In de wet wordt nergens een exacte termijn genoemd waarop herhalingen moeten plaatsvinden. Dit komt omdat deze termijnen voor elk bedrijf anders zijn. Het enige wat in de wet aangegeven wordt is dat de BHV ‘naar behoren’ moet functioneren en dat de RI&E daar een belangrijke maatstaf voor is. Dat wil zeggen dat de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wanneer ze ooit langskomen, allereerst vraagt naar de RI&E en vervolgens naar de vertaling van de RI&E in het BHV opleidings- en herhalingsprogramma. Het NVB certificaat is 1 jaar geldig, daarna moet er een herhalingscursus worden gevolgd om het certificaat te behouden. Bedrijven met vergunningplicht moeten een ontruimingsplan hebben en de ontruimingsoefeningen in een logboek bijhouden. Ook voor ontruimoefeningen geldt een jaarlijkse termijn als minimum.

Deuren in een vluchtroute mogen vanaf 37 personen (nieuwbouw) of 60 personen (bestaande bouw) die op de deur zijn aangewezen niet tegen de vluchtrichting indraaien (Bouwbesluit 2012, artikel 6.25 lid 3). In het looppad van de stroom vluchtende personen draait de draaideur mee in de vluchtrichting. Een draaideur is vanuit dit oogpunt dus niet verboden. Wel is het aannemelijk dat de draaideur een belemmering vormt bij het bepalen van de doorstroomcapaciteit als bedoeld in artikel 2.108 van het Bouwbesluit 2012. De gemeente kan een draaideur in die zin aanmerken als een belemmering als bedoeld in artikel 7.16. (hierin staat onder andere dat het verboden is in, op, of aan een bouwwerk voorzieningen te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of het redden van personen bij brand wordt belemmerd.) Als de draaideur bij brand automatisch in doorloopstand gaat staan (deuren worden samengevouwen in stroomrichting gezet) kan dit als een gelijkwaardige situatie worden beschouwd. Over gelijkwaardigheid beslist de gemeente. Bij grote gebouwen ziet men wel dat er naast de draaideuren extra normale deuren aanwezig zijn.

De minimumleeftijd om BHV’er te mogen worden is 16 jaar.

Een poederblusser is een draagbaar brandblusapparaat dat gebruikmaakt van poeder als blusmiddel. Het poeder in de blusser kan verschillende stoffen bevatten, zoals ammoniumfosfaat of kaliumbicarbonaat. Poederblussers zijn veelzijdig en kunnen worden gebruikt voor het blussen van branden veroorzaakt door brandbare vloeistoffen, gassen en elektrische apparatuur. Ze zijn geschikt voor de brandklassen A, B en C.

Het gebruik van een poederblusser kan echter nevenschade veroorzaken, en het poeder kan de omgeving vervuilen. Daarom wordt bij het kiezen van een brandblusser rekening gehouden met het type brand dat het meest waarschijnlijk kan optreden op een specifieke locatie.

Een schuimblusser is een draagbaar brandblusapparaat dat schuim gebruikt als blusmiddel. Het schuim kan bestaan ​​uit een mengsel van water en een speciaal blusmiddel, vaak een soort synthetisch schuimconcentraat. Schuimblussers zijn geschikt voor het blussen van branden veroorzaakt door vaste stoffen (brandklasse A) en vloeistoffen (brandklasse B).

De werking van een schuimblusser omvat het bedekken van het brandende oppervlak met een laag schuim, waardoor zuurstof wordt afgesloten en de brand wordt gedoofd. Schuimblussers zijn doorgaans minder schadelijk voor elektrische apparatuur dan poederblussers en kunnen effectief zijn bij branden waarbij vloeistoffen betrokken zijn.

Voor meer informatie kunt u een instructievideo vinden op onze YouTube pagina.

Een CO2-blusser is een draagbaar brandblusapparaat dat koolstofdioxide (CO2) gebruikt als blusmiddel. CO2 is een gas dat geen reststoffen achterlaat en daarom geschikt is voor het blussen van branden zonder nevenschade te veroorzaken. CO2-blussers worden vaak ingezet bij branden veroorzaakt door elektrische apparatuur (brandklasse B) en kunnen ook effectief zijn bij branden met vaste stoffen (brandklasse A).

De werking van een CO2-blusser omvat het vrijgeven van koolstofdioxide, waardoor de zuurstof in de omgeving van het vuur wordt verminderd en de brand wordt gedoofd. Het is belangrijk op te merken dat CO2-blussers geen koelend effect hebben, dus ze zijn minder geschikt voor branden met vloeistoffen (brandklasse B) waar koeling een belangrijke factor is.

Voor meer informatie kunt u een instructievideo vinden op onze YouTube pagina.

De levensduur van een rookmelder kan variëren, maar over het algemeen wordt aanbevolen om rookmelders elke 10 jaar te vervangen. Moderne rookmelders hebben vaak een niet-vervangbare verzegelde batterij die gedurende de levensduur van de rookmelder meegaat. Na verloop van tijd kan de gevoeligheid van de rooksensor verminderen, en daarom wordt het vervangen van de hele rookmelder na 10 jaar aanbevolen.

Het is echter belangrijk om de specifieke instructies van de fabrikant te volgen, aangezien de aanbevolen levensduur kan variëren tussen verschillende modellen en merken. Regelmatig onderhoud van de rookmelder, zoals het testen van de batterijen en het schoonmaken van de sensor, is ook essentieel om ervoor te zorgen dat de rookmelder goed blijft functioneren. Raadpleeg altijd de handleiding van de rookmelder voor specifieke informatie over de levensduur en onderhoudsinstructies.

 

In noodsituaties is snel handelen cruciaal. Als je twijfelt, probeer dan toch te helpen volgens je training. Het is beter om iets te doen dan niets. Meld twijfels altijd aan professionele hulpverleners bij hun aankomst.

Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om BHV binnen een organisatie te organiseren en ervoor te zorgen dat er voldoende opgeleide BHV’ers aanwezig zijn om noodsituaties te kunnen beheren.

Preventiemiddelen

Noodverlichting is een cruciaal onderdeel van de veiligheidsvoorzieningen in gebouwen en faciliteiten, en daarom is het essentieel dat deze systemen regelmatig worden gecontroleerd en onderhouden. Jaarlijkse keuringen door een monteur met een VP-N certificaat zijn vereist om ervoor te zorgen dat noodverlichtingssystemen optimaal functioneren in geval van een noodsituatie. Deze gecertificeerde monteurs hebben de vereiste kennis en vaardigheden om de noodverlichting te inspecteren, testen en eventuele problemen op te lossen volgens de geldende normen en voorschriften. Door jaarlijks onderhoud te garanderen, kunnen potentiële storingen tijdig worden geïdentificeerd en kan de veiligheid van personeel en bezoekers worden gewaarborgd.

Een brandblusser moet jaarlijks worden gekeurd door een bedrijf met REOB-certificering om te voldoen aan wettelijke vereisten en optimale veiligheid te waarborgen. Dit certificaat garandeert dat de keuring wordt uitgevoerd volgens strikte normen door goed opgeleide monteurs. Tijdens de keuring worden brandblussers grondig geïnspecteerd en indien nodig onderdelen vervangen, waardoor potentiële problemen tijdig worden opgespoord en de effectiviteit van de blusser wordt gewaarborgd.

NEN 3140 is een Nederlandse norm die specifiek gericht is op elektrische veiligheid in de werkomgeving. De norm is bedoeld om de veiligheid van werknemers te waarborgen bij het werken aan of in de buurt van elektrische installaties en apparatuur. NEN 3140 legt richtlijnen vast voor het veilig werken met elektrische installaties en apparatuur, inclusief inspectie, onderhoud en gebruik.

De norm behandelt onder meer de volgende aspecten:

  1. Periodieke inspecties van elektrische installaties en apparatuur.
  2. Veiligheidsprocedures voor het werken aan elektrische installaties, inclusief het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  3. Eisen voor opleidingen en kwalificaties van medewerkers die elektrische werkzaamheden uitvoeren.
  4. Risicobeoordelingen en beheersmaatregelen om elektrische gevaren te minimaliseren.
  5. Documentatie en registratie van inspecties, tests en onderhoudswerkzaamheden.

Het naleven van NEN 3140 is essentieel om elektrische veiligheid op de werkplek te waarborgen en om te voldoen aan wettelijke voorschriften op dit gebied. Organisaties zijn verantwoordelijk voor het implementeren van de richtlijnen van NEN 3140 en het waarborgen van een veilige werkomgeving voor hun medewerkers.

Een brandmeldcentrale moet regelmatig worden gekeurd om ervoor te zorgen dat deze betrouwbaar functioneert in geval van brand. De frequentie van de keuringen wordt bepaald door de geldende normen en voorschriften, evenals door de eisen van de verzekeraar en de specifieke omstandigheden van het gebouw. Over het algemeen gelden de volgende richtlijnen:

  1. Jaarlijkse Keuring: Een jaarlijkse keuring van de brandmeldcentrale is vaak vereist om te voldoen aan de geldende normen en voorschriften. Tijdens deze keuring wordt de werking van de brandmeldcentrale grondig gecontroleerd, inclusief alle componenten, sensoren, bedieningspanelen en melders.
  2. Periodieke Onderhoudscontracten: Naast de jaarlijkse keuring kan het verstandig zijn om een periodiek onderhoudscontract af te sluiten met een erkend onderhoudsbedrijf. Dit contract omvat regelmatige controles en onderhoudswerkzaamheden om ervoor te zorgen dat de brandmeldcentrale continu goed functioneert.

Voor het keuren van een brandmeldcentrale is meestal specifieke certificering vereist. In Nederland wordt vaak de volgende certificering gebruikt:

  • Onderhoudsdeskundige Brandmeldinstallaties (ODB): Dit certificaat toont aan dat de persoon over de benodigde kennis en vaardigheden beschikt om onderhoud uit te voeren aan brandmeldinstallaties, inclusief brandmeldcentrales. Het certificaat wordt uitgegeven door certificerende instanties na het succesvol afronden van een opleiding en examen.

Het is belangrijk om te voldoen aan de geldende normen en voorschriften en om samen te werken met gecertificeerde professionals om de veiligheid van brandmeldinstallaties te waarborgen.

Een verbanddoos moet minimaal jaarlijks worden gecontroleerd, echter regelmatige controle is aangeraden. Ook moet de verbanddoos na elk gebruik gecontroleerd worden om zeker te weten dat er nog voldoende materialen aanwezig zijn of dat er middelen moeten worden bijgevuld.

Voor het keuren van de verbanddoos is geen specifieke certificering vereist. Het kan worden uitgevoerd door een hiervoor opgeleide medewerker binnen het bedrijf, zoals een bedrijfshulpverlener (BHV’er) of een EHBO-gecertificeerde medewerker. Deze persoon moet voldoende kennis hebben van de inhoud van de verbanddoos en in staat zijn om te beoordelen of alles aanwezig is en nog bruikbaar is. In sommige gevallen kan het ook nodig zijn om een externe professional in te schakelen voor het keuren van de verbanddoos, zoals een gecertificeerde EHBO-instructeur of een gecertificeerd bedrijf dat gespecialiseerd is in het keuren van EHBO-materialen.

EHBO

Wie hyperventileert, ventileert meer dan nodig met als gevolg dat koolstofdioxidegehalte in het bloed (CO2) te laag wordt. Door bijvoorbeeld stress, angst of paniek kan een versnelde en vaak te diepe ademhaling ontstaan. Mensen kunnen hierdoor een benauwd gevoel krijgen, pijn op de borst ervaren en zelfs zwarte vlekken voor de ogen zien. Wat kun je in zo’n geval doen? Probeer allereerst het slachtoffer gerust te stellen. Ga bij hem zitten en laat hem ademhalingsoefeningen doen; rustig door de neus inademen en door de mond weer uit. Door het slachtoffer goed voorover te laten buigen wordt hij gedwongen om minder diep te ademen. Ook stroomt er meer bloed naar de hersenen en dat is weer goed tijdens een flauwte. Het kan wel zijn dat het slachtoffer dit voorover buigen als benauwend ervaart. Een andere optie is het bekende zakje voor de mond. Dat zorgt ervoor dat het koolstofdioxide gehalte weer gaat stijgen. Je ademt het namelijk gewoon weer in met als gevolg dat de klachten van een te hoog CO2 kunnen afnemen. Je kunt het slachtoffer ook door een stuk tuinslang laten ademen (ongeveer 50 cm lang). Dit zorgt dat er een verhoging van het koolstofdioxidegehalte plaatsvindt doordat de ademhaling afgeremd wordt. Als laatste is het belangrijk dat je tijdig ingrijpt op het moment dat het probleem te lang aanhoudt. Bel 112 en leg de situatie uit.

Een AED staat voor Automatische Externe Defibrillator. Het is een draagbaar medisch apparaat dat wordt gebruikt bij reanimatiepogingen van een persoon die een hartstilstand heeft. De AED analyseert het hartritme van de patiënt en geeft, indien nodig, gesproken instructies aan de hulpverlener om een elektrische schok toe te dienen om het normale hartritme te herstellen. AED’s zijn ontworpen om door niet-medische professionals gebruikt te worden en worden vaak geplaatst op openbare plaatsen zoals luchthavens, winkelcentra en kantoren, zodat ze snel toegankelijk zijn in noodgevallen. Het gebruik van een AED, in combinatie met reanimatie, kan de overlevingskansen van een persoon met een hartstilstand aanzienlijk vergroten.

Een EHBO-verbandtrommel moet goed zijn uitgerust met materialen die gebruikt kunnen worden om kleine verwondingen te behandelen en eerste hulp te verlenen. Materialen die vaak in een verbandtrommel zitten zijn:

  1. Steriele gaasjes en kompressen:
    • Voor het afdekken van wonden en ter absorptie van bloed.
  2. Hechtpleisters:
    • Om verbanden op hun plaats te houden.
  3. Verbandmiddelen:
    • Diverse soorten verband, zoals elastisch verband, snelverband en driekante doeken.
  4. Desinfectiemiddel:
    • Voor het reinigen van wonden om infecties te voorkomen.
  5. Wondsnelverband:
    • Een steriel verband met een snelverband en fixatie.
  6. Watten en/of synthetische watten:
    • Voor het aanbrengen van druk, als vulling of als bescherming.
  7. Schaar en pincet:
    • Om verbanden op maat te knippen en om bijvoorbeeld splinters te verwijderen.
  8. Handschoenen:
    • Wegwerphandschoenen om de hulpverlener te beschermen tegen besmetting.
  9. Tekenpincet:
    • Voor het veilig verwijderen van teken.
  10. Reddingsdeken:
    • Om te beschermen tegen onderkoeling of oververhitting.
  11. Mondkapje voor beademing:
    • Bij het verlenen van mond-op-mondbeademing.
  12. Driekante doek:
    • Voor het maken van een mitella of als drukverband.
  13. Instant coldpack:
    • Om snel te koelen bij bijvoorbeeld verstuikingen.
  14. Brandspray of brandwondengel:
    • Voor de behandeling van brandwonden.
  15. EHBO-handleiding:
    • Een beknopte handleiding voor het verlenen van eerste hulp.

Zorg ervoor dat de materialen in de verbandtrommel regelmatig gecontroleerd en aangevuld worden, en dat de houdbaarheidsdatum van producten zoals pleisters en medicijnen in de gaten wordt gehouden. Daarnaast kan de inhoud van een EHBO-verbandtrommel aangepast worden aan specifieke behoeften, afhankelijk van de activiteiten en omgeving waarin deze wordt gebruikt.

De Rautek-noodvervoersgreep is een techniek in eerste hulp om een bewusteloos persoon voorzichtig van de grond naar een stabiele rugligging te verplaatsen. Dit gebeurt door de schouders op te tillen en het hoofd te ondersteunen, zonder de wervelkolom te belasten. Het wordt gebruikt in noodsituaties, zoals na een ongeval, om het slachtoffer op een gecontroleerde en veilige manier te helpen.

Voor meer informatie kunt u een instructievideo vinden op onze YouTube pagina.

Bij brandwonden is het belangrijk om snel en adequaat te handelen. Hier zijn de basisstappen die je kunt nemen:

  1. Koel de brandwond:
    • Houd de brandwond onder koel stromend water voor minstens 10 minuten. Gebruik geen ijs of ijswater, omdat dit de huid verder kan beschadigen.
  2. Verwijder kleding:
    • Verwijder kleding die niet aan de huid kleeft, maar laat vastzittende kleding zitten. Probeer de huid niet te beschadigen bij het verwijderen van kleding.
  3. Bedek de wond:
    • Dek de brandwond af met een schone, niet-pluizende doek of een steriel verband. Gebruik geen plakkerig materiaal direct op de wond.
  4. Bel de hulpdiensten:
    • Bel bij ernstige brandwonden, zoals tweede- of derdegraads brandwonden, onmiddellijk medische hulp. Bel ook als de brandwond het gezicht, handen, voeten, gewrichten of geslachtsdelen betreft.
  5. Pijnverlichting:
    • Geef, indien nodig, een pijnstiller zoals paracetamol volgens de aanwijzingen op de verpakking.
  6. Niet prikken of doorprikken:
    • Prik blaren niet door, omdat dit het risico op infectie vergroot.
  7. Houd de persoon warm:
    • Bedek de persoon met een schone doek om warmteverlies te voorkomen.
  8. Raadpleeg een arts:
    • Ook bij kleine brandwonden die na behandeling niet verbeteren, is het raadzaam een arts te raadplegen.

 

Voor meer informatie kunt u een instructievideo’s vinden over 2e graads brandwonden of 3e graads brandwonden op onze YouTube Pagina.

Het herkennen van een beroerte is van groot belang om snel de juiste medische hulp te kunnen inschakelen. Gebruik hiervoor de FAST-methode als leidraad. Ten eerste, controleer het gezicht (F). Vraag de persoon om te glimlachen en let op asymmetrie, zoals een hangende mondhoek. Vervolgens, onderzoek de armen (A). Vraag de persoon beide armen op te tillen en let op of een arm wegzakt of niet omhoog kan worden gehouden. Als er asymmetrie of verminderde kracht in een van de armen is, kan dit wijzen op een mogelijke beroerte.

Daarnaast, let op de spraak (S). Laat de persoon een eenvoudige zin herhalen, zoals “De zon schijnt vandaag.” Let hierbij op onduidelijke of verwarde spraakpatronen. Als een van deze symptomen wordt waargenomen, is het van essentieel belang om onmiddellijk medische hulp in te roepen door het noodnummer (112) te bellen. Noteer het tijdstip waarop de symptomen begonnen, want dit is waardevolle informatie voor de professionele zorgverleners en kan het behandelingsproces verbeteren. Tijd is een cruciale factor bij het behandelen van een beroerte, en een snelle reactie kan de kans op herstel vergroten.

Ja, je mag EHBO verlenen zonder specifieke training, maar het is belangrijk om kalm te blijven en alleen handelingen uit te voeren waar je bekend mee bent. Bel in ernstige situaties altijd 112 (of het noodnummer in jouw regio) en wacht op professionele hulp, zelfs als je basis EHBO kunt bieden. Het volgen van een EHBO-cursus wordt sterk aanbevolen om effectievere hulp te kunnen bieden.

Bij een ernstige bloeding is het belangrijk om direct druk uit te oefenen op de wond met een steriel gaasje of schone doek. Verhoog het getroffen lichaamsdeel indien mogelijk en bel direct medische hulp.

Bij een brandwond is het belangrijk om de wond direct te koelen met lauw stromend water gedurende minstens 10 minuten. Dek de wond vervolgens af met een schone doek of verband.

Begrippen

BHV

BedrijfsHulpVerlener, is een medewerker binnen een organisatie die is opgeleid om in noodsituaties adequaat op te treden. Ze zijn getraind in het verlenen van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van mensen bij calamiteiten. Het doel van BHV’ers is om de veiligheid binnen de organisatie te waarborgen en te zorgen voor een snelle en georganiseerde reactie op noodsituaties.

Eerste Hulp Bij Ongelukken, is een cursus waarbij iemand opgeleid wordt in Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO). Deze persoon kan basale medische zorg verlenen in noodsituaties totdat professionele hulpverleners arriveren. EHBO’ers zijn getraind om levensreddende handelingen uit te voeren en eerste hulp te bieden bij verwondingen of plotselinge ziekte.

LEH

Levensreddende Eerste Hulp (LEH) omvat snelle handelingen die direct worden toegepast in noodsituaties om levens te redden. Het omvat essentiële eerste hulpmaatregelen zoals reanimatie, het stoppen van ernstige bloedingen en andere spoedinterventies totdat professionele medische hulp beschikbaar is. LEH valt samen met Brand Ontruiming Communicatie (BOC) onder de taken van een BedrijfsHulpVerlener (BHV).

BOC

Brand Ontruiming Communicatie (BOC) betreft de procedures en communicatiemiddelen die worden gebruikt om een snelle evacuatie tijdens een brand te faciliteren. Het omvat het activeren van brandmeldsystemen, waarschuwen van aanwezigen en coördineren van een geordende evacuatie via communicatiemiddelen zoals luidsprekers. Het doel is de veiligheid van mensen te waarborgen. BOC valt samen met Levensreddende Eerste Hulp (LEH) onder de taken van een BedrijfsHulpVerlener (BHV).

De ABC-methode in EHBO staat voor Airway (luchtweg), Breathing (ademhaling), en Circulation (circulatie). Het is een systematische benadering die wordt toegepast bij de beoordeling en behandeling van een patiënt in noodsituaties, zoals bij bewusteloosheid of ademhalingsproblemen. De stappen zijn:

  1. Airway (Luchtweg): Controleer of de luchtweg van de patiënt vrij is. Als de luchtweg geblokkeerd is door bijvoorbeeld tong of braaksel, zorg dan voor een open luchtweg door het hoofd voorzichtig naar achteren te kantelen en de kin omhoog te tillen.
  2. Breathing (Ademhaling): Beoordeel de ademhaling van de patiënt door te kijken, te luisteren en te voelen. Als de patiënt niet normaal ademt, start dan met kunstmatige beademing.
  3. Circulation (Circulatie): Controleer de circulatie door de pols te voelen. Als er geen pols is, start dan onmiddellijk met borstcompressies om de bloedsomloop te herstellen.

De ABC-methode is een snelle en gestructureerde aanpak om de essentiële levensfuncties te beoordelen en te handelen in noodsituaties. Het wordt vaak toegepast bij reanimatie en andere spoedeisende situaties waarbij een snelle interventie van levensbelang is.

AZKO staat voor “Acute Zorg aan Kind en Omgeving”. Het is een certificering die erkend wordt door het ministerie en die gericht is op het verlenen van acute zorg aan kinderen in verschillende omgevingen, zoals kinderdagverblijven, basisscholen, enzovoort. Het certificaat richt zich op het bieden van passende eerste hulp aan kinderen en het omgaan met noodsituaties die specifiek zijn voor de omgeving waar kinderen zich bevinden. Het behalen van het AZKO-certificaat vereist het volgen van een specifieke opleiding en het succesvol afronden van bijbehorende examens, en het wordt beschouwd als een belangrijke kwalificatie voor professionals die werkzaam zijn in de kinderopvang en aanverwante sectoren.

 

NVB Bied ook de combinatie aan van een certificaat dat AZKO combineert met een BHV certificaat. Lees meer op onze pagina over AZKO + BHV

Een preventiemedewerker is een medewerker binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het mede uitvoeren van de taken op het gebied van veiligheid en gezondheid op de werkvloer. De preventiemedewerker werkt samen met de werkgever, de ondernemingsraad (OR) en de bedrijfsarts om een veilige en gezonde werkomgeving te bevorderen. Hun taken omvatten onder andere het signaleren en oplossen van arbeidsrisico’s, het adviseren van collega’s over veiligheidsvoorschriften, het coördineren van BHV-activiteiten en het bijdragen aan het opstellen van het Arbobeleid binnen de organisatie.

Een hoofd Bedrijfshulpverlener (BHV’er) is een medewerker binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het coördineren en organiseren van de bedrijfshulpverlening (BHV). Deze persoon heeft een leidende rol bij het plannen, trainen en uitvoeren van BHV-activiteiten binnen de organisatie. De taken van een hoofd BHV’er omvatten onder andere het opstellen van het BHV-plan, het organiseren van BHV-trainingen voor medewerkers, het coördineren van de BHV-organisatie tijdens noodsituaties, het onderhouden van contacten met externe hulpdiensten en het evalueren en verbeteren van het BHV-beleid.

Een ploegleider is een medewerker die een leidende rol heeft bij het coördineren van de BHV-activiteiten op de werkvloer. De ploegleider is verantwoordelijk voor het aansturen van een BHV-ploeg en het organiseren van de inzet van BHV’ers tijdens noodsituaties. De taken van een ploegleider omvatten onder andere het leiden van de BHV-ploeg bij evacuaties, het coördineren van hulpverleningsacties, het communiceren met externe hulpdiensten en het rapporteren aan het hoofd BHV of de leidinggevende. De ploegleider moet beschikken over goede leiderschapsvaardigheden, kennis van BHV-procedures en een goed inzicht in de specifieke risico’s en gevaren binnen de organisatie.

IKK

De IKK-regelgeving verwijst naar de kwaliteitseisen die zijn vastgesteld in het kader van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Deze wet, die in 2018 is ingevoerd, heeft tot doel de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang in Nederland te verbeteren. De IKK-regelgeving omvat verschillende aspecten van de kinderopvang, zoals de opleidingseisen voor medewerkers, het pedagogisch beleid, de groepsgrootte, de beroepskracht-kindratio, de veiligheid en gezondheid in de kinderopvanglocaties, en de ouderparticipatie.

De IKK-regelgeving stelt strengere eisen aan de kinderopvangorganisaties om de kwaliteit van de opvang te waarborgen en de ontwikkeling, veiligheid en welzijn van kinderen te bevorderen. Dit omvat onder andere een verplichte opleiding voor pedagogisch medewerkers, een vastgestelde beroepskracht-kindratio, regelmatige risico-inventarisaties en evaluaties op het gebied van veiligheid en gezondheid, en een continue focus op pedagogische kwaliteit en ontwikkeling.

Kortom, de IKK-regelgeving legt de lat hoger voor kinderopvangorganisaties en stelt striktere eisen aan de kwaliteit en veiligheid van de opvang van kinderen. Het doel is om ouders meer vertrouwen te geven in de kinderopvang en ervoor te zorgen dat kinderen kunnen opgroeien in een omgeving die veilig, gezond en stimulerend is voor hun ontwikkeling.

Privacy

Dat kan inderdaad gebeuren. Zo hebben verpleegkundigen en alle andere bij de wet BIG betrokken zorgverleners, een eed moeten afleggen waarin zij onder andere zweren dat alle informatie die hun ter kennis komt met betrekking tot het slachtoffer/patiënt geheim te houden. Hieronder een regel uit deze eed: “Ik zweer; dat ik geheim houd wat mij in vertrouwen is verteld of wat mij ter kennis is gekomen en waarvan ik kan begrijpen dat het vertrouwelijk van aard is”. Iedereen die vanuit zijn of haar professie hierin een ondersteunende functie heeft, zoals bijvoorbeeld secretaresses en assistentes, en met patiënt- en/of slachtoffergegevens in aanraking komt, heeft hierin een beroepsgeheim of geheimhoudingsplicht. De ambulanceverpleegkundige zal op een dergelijk moment zelf inschtten aan wie er wel of geen informatie wordt verstrekt. De informatie mag alleen met toestemming van het slachtoffer worden verstrekt. In een spoedsituatie zal er daarom alleen informatie worden verstrekt aan de directe familie.

De privacy van een slachtoffer moet te allen tijde worden gerespecteerd. EHBO’ers moeten discreet omgaan met de informatie over het slachtoffer en deze alleen delen met de benodigde medische professionals.

Medische informatie mag alleen worden gedeeld met andere BHV’ers of hulpdiensten als dit noodzakelijk is voor het verlenen van adequate zorg. De informatie moet vertrouwelijk worden behandeld en alleen worden gedeeld met personen die hier recht op hebben.

Nee, als BHV’er mag je geen medische gegevens van collega’s opslaan voor toekomstig gebruik, tenzij dit noodzakelijk is voor het verlenen van directe zorg en onder strikte voorwaarden zoals vereist door de privacywetgeving.

In noodgevallen waarbij het leven van een persoon in gevaar is, is toestemming niet vereist. Als de situatie minder urgent is, is het echter beleefd om toestemming te vragen voordat EHBO wordt verleend.